Amen­dement Nu (nog) niet expe­ri­men­teren met het omge­vingsplan


10 februari 2021

De ondergetekende(n) stel(t)(len) het volgende amendement voor:

Beslispunt 5, was:
In het omgevingsplan uitnodigingsplanologie te verankeren door:
1. bij de verschillende thematische wijzigingen meer activiteiten vergunningsvrij te maken
2. bij vergunningverlening meer ruimte te bieden aan initiatieven als daar iets tegenover staat

Te schrappen - en de nummering van de volgende beslispunten aan te passen Overeenkomende en gerelateerde paragrafen in het Plan van Aanpak
- waar van toepassing eveneens te schrappen

Toelichting
1. Teveel tegelijk
a. De invoering van de omgevingswet wordt allerwege benoemd als een zeer omvangrijke, complexe operatie. Toetsers en toezichthouders moeten kunnen wennen aan de samenvoeging van vele wetten en wetsartikelen tot één geheel waarbij de integrale in plaats van de sectorale afweging centraal staat.
b. De invoering van het Digitaal Stelsel is met onzekerheden omgeven en er is nog geen duidelijkheid of de belofte van een robuust, foutvrij, onderhoudbaar, gebruiksvriendelijk systeem waargemaakt kan worden.
c. De verwachtingen van participatie zijn hooggespannen maar de praktijk moet uitwijzen hoe goed dit zal werken, of het in het gros van de gevallen tot voor alle belanghebbenden goede planvorming zal leiden of dat het vooral ingekapselde ontevredenheid zal veroorzaken.
d. De invulling van delegatie door en instemmingsrecht van de gemeenteraad is nog niet uitgekristalliseerd, want onderdeel van onderhavig raadsbesluit. Dit heeft gevolgen voor de reikwijdte van dit beslispunt (nr 5).
e. Er zijn kortom, genoeg verplichte onderdelen aan de invoering van het omgevingsplan om de tanden op stuk te bijten. Het is verstandig om experimenten met vergunningvrij maken van activiteiten en “uitnodigingsplanologie” op zijn minst uit te stellen tot de plooien van de verplichte onderdelen glad zijn gestreken.

2. Teveel onduidelijkheid
a. De wethouder heeft bij de M1 behandeling op 3 februari 2021 aangegeven dat ook het college nog grote onzekerheid voelt bij de wijze waarop uitnodigingsplanologie kan worden vormgegeven. Door nu toch het college opdracht te geven om uitnodigingsplanologie “te verankeren” in het omgevingsplan wordt hier een onvermijdelijkheid van gemaakt, terwijl de conclusie van met name verkennen van het onderdeel “beloningsplanologie” kan zijn, dat de gemeente dit niet moet willen.
b. Op inhoudelijk vlak zijn er immers nog vele vragen: hoe wordt een sectorale vrijstelling van vergunningplicht geborgd in een integrale afweging? En wat betreft “beloningsplanologie”: hoe wordt voorkomen dat harde toezeggingen in de vorm van minder restricties() beklijven terwijl zachte beloften (meer bomen, minder verharding) stilaan weer verdwijnen? Wat is de betekenis nog van aanduidingen van bijvoorbeeld maximale bouwhoogte en -oppervlakte in juridisch bindende plannen als deze plots kneedbaar blijken? Zijn de consequenties van de uitruil voor alle belanghebbenden in een participatieproces goed te overzien? Hoe worden de resultaten van de participatie in het DSO verankerd? Hoe wordt participatie, die over het hier en nu gaat, verenigd met de ruimtelijke inrichting, die de stad als geheel en de lange termijn betreft? Hoe wordt omgegaan met ingediende zienswijzen, wordt hierbij alleen naar de bepalingen in het omgevingsplan gekeken en besluit alleen het college of de compensatie voldoende is? En is dit juridisch houdbaar?
c. De tekst van het Plan van Aanpak noemt een voorbeeld waarbij een door regels begrensde ontwikkeling (meer bouwhoogte) wordt gecompenseerd door een gewenste (meer groen). Als initiatieven al beloond zouden moeten worden, dan zouden het toch diegene moeten zijn die de doelstellingen van het gemeentelijk vastgestelde beleid dichterbij brengen. De gemeente moet zich niet inlaten met uitruilplanologie. De kaders moeten eerst beter worden doordacht en door de gemeenteraad worden vastgesteld alvorens ze in het omgevingsplan worden uitgewerkt tot concrete regels.

3. Beloningsplanologie leidt tot rechtsongelijkheid en willekeur.
a. Wie zich meer investering kan veroorloven, kan meer voor elkaar krijgen door relatief goedkope extraatjes. Wie gehaaid is in participatieprocessen – variërend van een praatje met de buren tot een groot opgezet wijktraject – kan meer voor elkaar krijgen. Zo kan het instrument gemakkelijk tot misbruik leiden (“de buurt is het er toch mee eens?”) en een perverse prikkel vormen.
b. Door de voorgestane gebiedsgerichte aanpak kan bijv een extra verdieping in de ene buurt wel worden gecompenseerd met “iets extra’s” en in de andere niet.

Leo de Groot, Partij voor de Dieren


Status

Verworpen

Voor

Tegen

Lees onze andere moties

Motie Arnhem tekent Cities Appeal voor een kernwapenvrije wereld

Lees verder

Motie Eerst een oplossing voor de gehandicapten parkeerkaart

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer