Schrif­te­lijke vragen Investico-onderzoek omge­vings­diensten en onderzoek Om de Leef­om­geving (rapport Commissie Aartsen)


Indiendatum: 6 dec. 2021

1. Heeft het verzoek om informatie van Investico de ODRA bereikt? Zo ja, is de portefeuillehouder opde hoogte gesteld van dit verzoek en wat was zijn reactie? Zo ja, waarom heeft ODRA de gegevens niet aangeleverd?

2. Wij verzoeken u om de gevraagde gegevens voor 2019 en 2020 alsnog te verzamelen en bij de beantwoording van deze vragen te voegen. Gezien het gemeentelijk belang en onze controlerende taak dienaangaande, zien we de gegevens graag uitgesplitst naar inrichtingen in Arnhem en in de overige ODRA-gemeenten. De vragenlijst van Investico is online te vinden. Het betreft (citaat):

a. Aantal inrichtingen onder toezicht (schatting indien onbekend)
b. Aantal milieucontroles Met uitzondering van: hercontroles
c. Aantal milieucontroles waarbij een of meer overtredingen zijn vastgesteld (ongeacht de zwaarte)
d. Aantal hercontroles
e. Inzet van BOA’s uitgedrukt in FTE’s
f. Aantal daadwerkelijk opgelegde strafrechtelijke en bestuurlijke bestraffende maatregelen (bestuurlijke boetes, stilleggen bedrijf, Bsbm, PV’s en andere strafrechtelijke trajecten). Met uitzondering van: waarschuwingen, ‘constateringen’, onderzoeken e.d.
g. Aantal daadwerkelijk opgelegde herstellende bestuursrechtelijke maatregelen (last onder dwangsom, last onder bestuursdwang) Met uitzondering van: vooraankondigingen/voornemens tot LOD, waarschuwingen, informeren, etc.

h. Aantal verbeurde dwangsommen

i. Aantal geïnde dwangsommen

3. Kent u het rapport “om de leefomgeving, Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur”? Is het besproken in het college en met de partijen in de Gemeenschappelijke regeling? Zo ja welke conclusies zijn hieruit getrokken, met name ten aanzien van de tien aanbevelingen van de commissie (samenvatting, p.7) ? Is het rapport besproken met de directie van de Omgevingsdienst? Herkende deze zich in de kritiek? Zo ja op welke punten? Zijn er concrete afspraken gemaakt, zo ja welke?

4. De commissie Van Aartsen dringt aan op het bijhouden van kwantitatieve data. In de jaarverslagen van 2019 en 2020 zijn kwantitatieve gegevens over VTH vooral als percentages en sterk geaggregeerd weergegeven. Onderdeel van Basis op Orde is het hanteren van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS), met een interventiematrix. De commissie Van Aartsen vraagt om het leveren van een handhavingsverslag.

a. Wat is de huidige stand van zaken van het project “Basis op orde”?

b. Bent u het met ons eens dat de niet-financiële hoofdstukken van het jaarverslag te summier zijn om als handhavingsverslag te kunnen dienen? Zo nee waarom niet?

c. Bent u bereid van ODRA op te dragen in het vervolg gegevens ook te presenteren als absolute

cijfers, en op een lager aggregatieniveau (dus per gemeente, per bedrijfstak, e.d.)?

d. Bent u bereid om de ODRA opdracht te geven om jaarlijks een handhavingsverslag op te stellen

met als leidraad de interventiematrix van de LHS? Graag een toelichting.

5. Over de governance van de omgevingsdiensten schrijft de Cie. Aartsen (3.6.2, blz. 33): “Omgevingsdiensten hebben een bestuur van provincies en gemeenten samen. Dit bestuur stuurt vooral op financiën en niet primair op de inhoudelijke prestaties van de omgevingsdienst. Dat is ook niet goed mogelijk, omdat afgesproken takenpakketten, mandaat en kwaliteitsverordeningen per bevoegd gezag (kunnen) verschillen. De huidige governance leidt ertoe dat de toezicht- en handhavingsstrategie een optelsom is van lokale prioriteiten en wensen, in plaats van dat lokale prioriteiten een afgeleide zijn van een regionale handhavingsstrategie, die in samenspraak tussen gemeenten en met betrokkenheid van gemeenteraden tot stand moet komen.”

a. Herkent u deze analyse van “een optelsom van lokale prioriteiten en wensen”?

b. Het mandaatbesluit Gemeente Arnhem ODRA beschrijft een algemeen mandaat en een aantal bestuursrechtelijke handelingen op grond van diverse wetten. Zijn er wezenlijke verschillen met de mandaatbesluiten van andere gemeenten in de Gemeenschappelijke regeling? Zo ja hoe beoordeelt u die situatie?

c. Klopt het dat de provinciale Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht provincie Gelderland de enige kwaliteitsverordening is die van toepassing is op de ODRA? Zo nee is er dan een andere kwaliteitsverordening?

d. In deze provinciale verordening wordt in de toelichting het volgende gesteld: “[D]e kaders voor de beoordeling van de gemeenteraad en Provinciale Staten [worden] overgelaten aan het politieke debat over kwaliteit.” Bent u het met ons eens dat op het vlak van rapportagevereisten dit kan leiden tot door de jaren heen van thematiek en accenten wisselende rapportages? En bent u het met ons eens dat dit vergelijking en controle bemoeilijkt? Bent u het met ons eens dat er scherpere kaders over rapportage moeten worden gesteld in deze verordening? Kan de gemeenteraad zelf een aanvullende kwaliteitsverordening vaststellen?

e. Is er ooit sprake geweest van het opstellen van een regionale handhavingsstrategie? Acht u dit wel wenselijk? Graag een toelichting.

6. De commissie is kritisch op outputfinanciering terwijl de ODRA dit begrotingsmodel sinds 2019 hanteert en, afgaande op het voorwoord bij het jaarverslag 2019, ook positief beoordeelt. Kunt u een reflectie geven op dit kennelijke verschil van inzicht? Welk standpunt heeft het college over outputfinanciering?

Indiendatum: 6 dec. 2021
Antwoorddatum: 15 jan. 2022

1. Heeft het verzoek om informatie van Investico de ODRA bereikt? Zo ja, is de portefeuillehouder opde hoogte gesteld van dit verzoek en wat was zijn reactie? Zo ja, waarom heeft ODRA de gegevens niet aangeleverd?

Het verzoek heeft de ODRA bereikt en de ODRA geeft aan de gevraagde cijfers wel degelijk overlegd te hebben. Een deel heeft ODRA pas kunnen overleggen na de door het bedrijf gestelde deadline, omdat die informatie niet zonder handwerk te ontsluiten was. Na de publicaties zijn de portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten hierover geïnformeerd.

2. Wij verzoeken u om de gevraagde gegevens voor 2019 en 2020 alsnog te verzamelen en bij de beantwoording van deze vragen te voegen. Gezien het gemeentelijk belang en onze controlerende taak dienaangaande, zien we de gegevens graag uitgesplitst naar inrichtingen in Arnhem en in de overige ODRA-gemeenten. De vragenlijst van Investico is online te vinden. Het betreft (citaat):

a. Aantal inrichtingen onder toezicht (schatting indien onbekend)

Dat zijn voor Arnhem momenteel 2.450 inrichtingen. Periodiek vindt inventarisatie plaats om te analyseren of het inrichtingenbestand nog actueel is. Voor Arnhem is ODRA daar nu mee bezig. Dit kan leiden tot ophoging of verlaging van het aantal inrichtingen en daarmee ook het aantal controles dat nodig is op basis van de risicoanalyse.

b. Aantal milieucontroles Met uitzondering van: hercontroles

In de gemeente Arnhem zijn in 2019 in totaal 629 milieucontroles uitgevoerd en in 2020 749 controles. Dit zijn zowel de planmatige integrale controles als thematische controles in het kader van energie en riolering.

c. Aantal milieucontroles waarbij een of meer overtredingen zijn vastgesteld (ongeacht de zwaarte)

In totaal zijn in 2019 en 2020 bij 30% van de controles overtredingen geconstateerd.

d. Aantal hercontroles

In 2019 zijn in Arnhem 162 hercontroles milieu uitgevoerd en in 2020 waren dat er 196.

e. Inzet van BOA’s uitgedrukt in FTE’s

De huidige BOA-capaciteit is 1,8 FTE voor ODRA als geheel.

f. Aantal daadwerkelijk opgelegde strafrechtelijke en bestuurlijke bestraffende maatregelen (bestuurlijke boetes, stilleggen bedrijf, Bsbm, PV’s en andere strafrechtelijke trajecten). Met uitzondering van: waarschuwingen, ‘constateringen’, onderzoeken e.d.

Er zijn in de jaren 2019 en 2020 in Arnhem in totaal negen processen-verbaal opgemaakt, één snelle afdoening milieu (SAM) en twee bestuurlijke strafbeschikkingen (BSBM).

g. Aantal daadwerkelijk opgelegde herstellende bestuursrechtelijke maatregelen (last onder dwangsom, last onder bestuursdwang) Met uitzondering van: vooraankondigingen/voornemens tot LOD, waarschuwingen, informeren, etc.

In totaal heeft ongeveer 15% van de hercontroles geleid tot herstellende bestuurlijke maatregelen.

h. Aantal verbeurde dwangsommen

Voor de jaren 2019 en 2020 geldt dat in totaal vijf dwangsommen zijn verbeurd.

i. Aantal geïnde dwangsommen

Voor de onder h. genoemde zaken is in totaal acht maal een bedrag geïnd dan wel vormt dit onderdeel van een betalingsregeling.

U vindt de door de ODRA aan Investico geleverde informatie in de bijlage. Hierin ziet u de totalen voor alle ODRA-gemeenten.

3. Kent u het rapport “om de leefomgeving, Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur”? Is het besproken in het college en met de partijen in de Gemeenschappelijke regeling? Zo ja welke conclusies zijn hieruit getrokken, met name ten aanzien van de tien aanbevelingen van de commissie (samenvatting, p.7) ? Is het rapport besproken met de directie van de Omgevingsdienst? Herkende deze zich in de kritiek? Zo ja op welke punten? Zijn er concrete afspraken gemaakt, zo ja welke?

Wij kennen het rapport ‘Om de leefomgeving’. Het rapport en de uitwerking van de aanbevelingen hebben mogelijk een grote invloed op de werkwijze, het takenpakket en het werkgebied van de omgevingsdiensten. Het rapport is regelmatig onderwerp van gesprek bij zowel de ambtelijke als de bestuurlijke overleggen met ODRA. In juli 2021 is het rapport in twee themabijeenkomsten specifiek besproken met de portefeuillehouders van de ODRA-gemeenten. In de bijlage vindt u hiervan het verslag. Het rapport levert op onderdelen stevige kritiek op het functioneren van het stelsel van omgevingsdiensten in Nederland. Deze kritiek wordt landelijk herkend en in het bijgevoegde verslag kunt u lezen dat ook bij ook directie en bestuur van de ODRA erkenning is voor de geconstateerde knelpunten en gedane aanbevelingen. Als start van de uitwerking en implementatie van de aanbevelingen van het rapport heeft de staatssecretaris op 13 december 2021 een hoofdlijnennotitie naar de Tweede Kamer gestuurd. In het eerste kwartaal 2022 zal het ministerie regionale bestuurlijke bijeenkomsten organiseren om een gemeenschappelijke aanpak van de knelpunten in gang te gaan zetten. Hoewel het nog te vroeg is om te spreken van concrete afspraken hebben alle betrokken partijen, VNG, IPO, Ministerie van I&W en ODNL (verenigde omgevingsdiensten) uitgesproken achter de gedane aanbevelingen te staan.

4. De commissie Van Aartsen dringt aan op het bijhouden van kwantitatieve data. In de jaarverslagen van 2019 en 2020 zijn kwantitatieve gegevens over VTH vooral als percentages en sterk geaggregeerd weergegeven. Onderdeel van Basis op Orde is het hanteren van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS), met een interventiematrix. De commissie Van Aartsen vraagt om het leveren van een handhavingsverslag.

a. Wat is de huidige stand van zaken van het project “Basis op orde”?

b. Bent u het met ons eens dat de niet-financiële hoofdstukken van het jaarverslag te summier zijn om als handhavingsverslag te kunnen dienen? Zo nee waarom niet?

c. Bent u bereid van ODRA op te dragen in het vervolg gegevens ook te presenteren als absolute

cijfers, en op een lager aggregatieniveau (dus per gemeente, per bedrijfstak, e.d.)?

d. Bent u bereid om de ODRA opdracht te geven om jaarlijks een handhavingsverslag op te stellen

met als leidraad de interventiematrix van de LHS? Graag een toelichting.


a. ODRA heeft het project afgerond.

b. De gegevens in het jaarverslag zijn gecomprimeerd weergegeven om ze geschikt te maken voor bestuurlijke behandeling. Uiteraard zijn deze gegevens op detailniveau bekend en worden deze ook door de ODRA, in samenspraak met de deelnemende gemeenten en provincie, beoordeeld en besproken. Trends en ontwikkelingen die af te leiden zijn uit de cijfers worden in hetjaarverslag benoemd. In onze ogen zou dit voldoende moeten zijn voor een adequate behandeling in de gemeenteraad. Dit neemt niet weg dat u altijd op verzoek inzage kunt krijgen in de gegevens op niet-geaggregeerd niveau.

c. Wanneer dit de wens van de gemeenteraad is zullen wij ODRA vragen gegevens aan te leveren op een lager aggregatieniveau.

d. Ook hiervoor geldt dat als dit de wens van de gemeenteraad is, wij dit verzoek aan ODRA zullen doen. Waarschijnlijk brengen deze en de onder c. gevraagde werkzaamheden meerkosten met zich mee.

5. Over de governance van de omgevingsdiensten schrijft de Cie. Aartsen (3.6.2, blz. 33): “Omgevingsdiensten hebben een bestuur van provincies en gemeenten samen. Dit bestuur stuurt vooral op financiën en niet primair op de inhoudelijke prestaties van de omgevingsdienst. Dat is ook niet goed mogelijk, omdat afgesproken takenpakketten, mandaat en kwaliteitsverordeningen per bevoegd gezag (kunnen) verschillen. De huidige governance leidt ertoe dat de toezicht- en handhavingsstrategie een optelsom is van lokale prioriteiten en wensen, in plaats van dat lokale prioriteiten een afgeleide zijn van een regionale handhavingsstrategie, die in samenspraak tussen gemeenten en met betrokkenheid van gemeenteraden tot stand moet komen.”

a. Herkent u deze analyse van “een optelsom van lokale prioriteiten en wensen”?

b. Het mandaatbesluit Gemeente Arnhem ODRA beschrijft een algemeen mandaat en een aantal bestuursrechtelijke handelingen op grond van diverse wetten. Zijn er wezenlijke verschillen met de mandaatbesluiten van andere gemeenten in de Gemeenschappelijke regeling? Zo ja hoe beoordeelt u die situatie?

c. Klopt het dat de provinciale Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht provincie Gelderland de enige kwaliteitsverordening is die van toepassing is op de ODRA? Zo nee is er dan een andere kwaliteitsverordening?

d. In deze provinciale verordening wordt in de toelichting het volgende gesteld: “[D]e kaders voor de beoordeling van de gemeenteraad en Provinciale Staten [worden] overgelaten aan het politieke debat over kwaliteit.” Bent u het met ons eens dat op het vlak van rapportagevereisten dit kan leiden tot door de jaren heen van thematiek en accenten wisselende rapportages? En bent u het met ons eens dat dit vergelijking en controle bemoeilijkt? Bent u het met ons eens dat er scherpere kaders over rapportage moeten worden gesteld in deze verordening? Kan de gemeenteraad zelf een aanvullende kwaliteitsverordening vaststellen?

e. Is er ooit sprake geweest van het opstellen van een regionale handhavingsstrategie? Acht u dit wel wenselijk? Graag een toelichting.


a. Door de opgelegde organisatievorm zijn de omgevingsdiensten inderdaad in 2013 gestart als dienstverlener voor afzonderlijke opdrachtgevers met elk een eigen ingebracht takenpakket en een aparte dienstverleningsovereenkomst. In de afgelopen jaren zijn, waar mogelijk, werkwijzen en kaders voor het uitvoeren van de werkwijze geüniformeerd. Dit bevordert de efficiëntie van de ODRA. Het streven van ODRA en deelnemende gemeenten en provincie blijft om, waar dat kan en wenselijk is, te zoeken naar mogelijkheden voor uniformering. Op basis van een actuele risicoanalyse heeft ODRA in 2021 een voorstel voor een uniforme toezichtstrategie opgesteld, die na behandeling in B&W naar uw raad zal worden gestuurd. Ook daarvóór werkte de ODRA al in overeenstemming met een regionaal milieurisicomodel.

b. Ja. Deze verschillen worden grotendeels veroorzaakt doordat de deelnemende partners niet allemaal dezelfde taken en bevoegdheden hebben ondergebracht bij de ODRA. Vanwege de efficiëntie en een gelijk speelveld in de regio zijn wij steeds een voorstander geweest van het onderbrengen van een gelijk takenpakket door alle partners. Elke gemeente kan hierin echter haar eigen afweging maken. In het kader van de Omgevingswet wordt momenteel gewerkt aan een nieuw format voor de mandaatregeling waarmee naar verwachting meer uniformiteit kan worden bereikt.

c. Nee, er zijn meerdere gemeenten die een eigen kwaliteitsverordening hebben opgesteld die het werk van ODRA aangaat. In alle gevallen betreft dit dan echter dezelfde kwaliteitseisen, namelijk de zogenaamde ‘kwaliteitscriteria 2.2’, een landelijk gecoördineerd pakket kwaliteitseisen. ODRA heeft zichzelf gecommitteerd aan deze kwaliteitseisen en legt hierover ook jaarlijks verantwoording af in het jaarverslag.

d. Deze vragen gaan over de Provinciale verordening. De stellingen zouden kunnen kloppen, ware het niet dat het hierbij steeds om dezelfde, landelijk gehanteerde “kwaliteitscriteria 2.2” gaat. ODRA werkt conform de kwaliteitscriteria 2.2 en doet hierover jaarlijks verslag. In onze ogen zijn er geen andere of scherpere kaders nodig. De gemeenteraad kan in principe wel zelf een afwijkende of aanvullende kwaliteitsverordening vaststellen. Het nadeel van deze keuze zou dan wel zijn dat Arnhem hiermee andere eisen gaat stellen aan de medewerkers van ODRA dan de overige opdrachtgevers. Daarom kiezen wij er vooralsnog voor om aan te sluiten bij de genoemde kwaliteitscriteria 2.2.

e. Ja, er is er een gezamenlijk kader voor het milieutoezicht geformuleerd waarmee jaarlijks het werkprogramma voor de preventieve milieucontroles kan worden opgesteld. Dit kader zal uw raad binnenkort ter informatie worden toegestuurd na behandeling in het college van B&W.


6. De commissie is kritisch op outputfinanciering terwijl de ODRA dit begrotingsmodel sinds 2019 hanteert en, afgaande op het voorwoord bij het jaarverslag 2019, ook positief beoordeelt. Kunt u een reflectie geven op dit kennelijke verschil van inzicht? Welk standpunt heeft het college over outputfinanciering?

ODRA heeft bij de start in 2013 van de deelnemende partners de opdracht meegekregen om op termijn over te stappen op een systematiek van outputfinanciering. Uw raad heeft hier vervolgens ook meermaals om gevraagd. Sinds twee jaar werkt ODRA met outputfinanciering. Dit heeft vooral meerwaarde door een betere voorspelbaarheid van te verwachten kosten voor de gemeenten. ODRA heeft steeds aangegeven dat een te strakke sturing op outputfinanciering ten koste zou kunnen gaan van de kwaliteit van de dienstverlening. Dit risico heeft dan ook onze aandacht. Het door de commissie gesignaleerde nadeel van de outputfinanciering betreft het feit dat door vaste prijzen te hanteren voor producten, er geen financiële ruimte en geen prikkel meer is voor innovatie bij de omgevingsdiensten. Zij zouden verworden tot een ‘uitvoeringsmachine’. Wij zijn van mening dat dit niet de situatie is bij ODRA. Nut en noodzaak voor innovatie zijn regelmatig onderwerp van gesprek, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Recent is besloten om een standaard jaarlijks innovatiebudget in te stellen, waarmee ODRA extra ruimte krijgt om in te springen op actuele vragen en behoeften. Los daarvan is er ook voor afzonderlijke actuele onderwerpen ruimte voor innovatie en ontwikkeling, zowel binnen de reguliere begroting van de ODRA als via specifiek voor onderwerpen gereserveerde budgetten, zoals de Omgevingswet, de Wet kwaliteitsborging voor de bouw, circulaire economie of energiemaatregelen. Vooralsnog zien wij dan ook de beperkingen van outputfinanciering, die de commissie landelijk signaleert, niet terugkomen bij de ODRA.

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen over de Grote Schijn en over Toezicht en Hand­having

Lees verder

Schriftelijke vragen Dijkhuisjes Huissensedijk

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer